Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

 

Artikel 8
1
Indien aanspraak op een uitkering bestaat wordt de grondslag vastgesteld waarnaar die uitkering wordt berekend.
2
De grondslag wordt vastgesteld naar het inkomen uit arbeid in beroep of bedrijf dat de vervolgde, al naar voor hem het gunstigst is, ten tijde van de aanvraag bedoeld in artikel 30 in Nederland zou hebben genoten:
a
uit het laatstelijk door hem uitgeoefende beroep of bedrijf;
b
uit het laatstelijk voor het tot uiting komen van de ziekten of gebreken, of de verergering daarvan door hem uitgeoefende beroep of bedrijf;
c
uit het laatstelijk voor de vervolging door hem uitgeoefende beroep of bedrijf.
3
a
Indien het in het tweede lid bedoelde beroep of bedrijf buiten Nederland werd uitgeoefend, wordt behoudens ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde, bedoeld onder b, bij de vaststelling van de grondslag waarnaar de uitkering wordt berekend, rekening gehouden met het meest vergelijkbare beroep of bedrijf in Nederland, alsmede met (vak)opleiding, bekwaamheid en andere factoren, welke ter zake van belang kunnen zijn.
b
In afwijking van het bepaalde onder a wordt, indien de vervolging in het voormalige Nederlands-Indië heeft plaats gehad en de uitkeringsgerechtigde in Indonesië gevestigd is, de grondslag vastgesteld naar het inkomen in Indonesisch courant dat uit het aldaar uitgeoefende beroep of bedrijf zou zijn genoten.
4
Bij de vaststelling van de grondslag, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid van bevordering of verhoging van de vakbekwaamheid, uitbreiding van het bedrijf of andere dergelijke factoren.
5
Indien de vervolgde ten tijde van het tot uiting komen van de ziekten of gebreken, of de verergering daarvan, dan wel ten tijde van het overlijden, niet aangewezen was op inkomsten uit arbeid in beroep of bedrijf, wordt de grondslag vastgesteld op het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in het zevende lid, onder a, dan wel het bedrag, genoemd in het achtste lid, onder a.
6
Bij de vaststelling van de grondslag voor de vervolgde die vóór het tot uiting komen van de ziekten en gebreken, of de verergering daarvan, door of in verband met het volgen van onderwijs nog geen arbeid in beroep of bedrijf uitoefende, wordt rekening gehouden met de omstandigheden die ten tijde van de aanvraag bedoeld in artikel 30 ter zake van invloed zijn. Onze Minister stelt te dien aanzien nadere regelen.
7
De in de vorige leden, behoudens in het derde lid, onder b, bedoelde grondslag wordt bepaald op:
a
tenminste een bedrag van f 3.489,- per maand per 1 januari 1995 [Red: voor een nabetaling over december 2007: € 2.063,08 en per 1 januari 2008: € 1.867,87] en
b
ten hoogste een bedrag van f 7.243,- per maand per 1 januari 1995[Red: voor een nabetaling over december 2007: € 4.282,89 en per 1 januari 2008: € 3.877,64] .
8
De in het derde lid, onder b, bedoelde grondslag wordt bepaald op:
a
tenminste een bedrag van 23 000 rupiah[Red: per 1 augustus 2008: 3.885.550 rupiah] per maand en
b
ten hoogste een bedrag van 57 500 rupiah[Red: per 1 augustus 2008: 9.732.703 rupiah] per maand.
9
Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen uit arbeid in beroep of bedrijf, als bedoeld in het tweede lid, moet worden verstaan.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •